zondag 9 mei 2010

Wonden


De naam van de manager is Carlos, een man uit Urugay. Jarenlang werkte hij in Soho, New York. Daar bestierde hij een restaurant. Maar Carlos wilde meer uit het leven halen, de onrust nam toe en Carlos keek meer en meer om zich heen, wachtend op ‘a chance of a lifetime’. Net voor het tot bloei komen van Tulum zag hij die in dit hotel, hij liet zijn bestaan in New York ervoor achter. Zo groot was zijn verwachting op een kwalitatiever leven in Mexico.
Het hotel in Tulum is grotendeels gemaakt vanuit een ecologische filosofie. Veel natuurlijke materialen zijn gebruikt, het resort is zelf regulerend. Een generator zorgt voor de stroom en zonnepanelen warmen het water op. Veel van de appartementen zijn gemaakt van hout, de vloeren, het pad door de tuin. Bij binnenkomst in de kamer is het eerste dat opvalt de geur van hout. Op een plek aan de straatzijde is de enige ontvangst voor de mobiele telefoon, verder is het hotel onbereikbaar.
Ik wijs Carlos op de bedrand, gemaakt van Braziliaans hardhout. In twee dagen heb ik mijn been al vijf keer gestoten aan de vlijmscherpe rand. “Welcome to the club" is het repliek van Carlos en demonstratief trekt hij zijn broekspijp omhoog om zijn eigen verwondingen te tonen.
Een paar dagen later spreek ik de architect van het etablisement. Opnieuw toon ik mijn scheenbeen. De ober komt er lachend bijstaan, eveneens met zijn broekspijp omhoog.

Geen opmerkingen: