zaterdag 3 oktober 2009

Urumqi


Ik loop in Amsterdam een demonstratie tegemoet. Het zijn Oeigoeren die aan de vooravond van de 60ste verjaardag van de republiek van China hun woede uitten over het repressieve beleid van de Chinese regering tegen hun volk. De Oost Turkistaanse vlag is een blauwe versie van de Turkse vlag. Terwijl ik toekijk en luister ontstaat in de drommen mensen een emotionele uitbarsting, het lijkt even op een vechtpartij. Maar dan blijkt dat een man zich zo vereenzelvigd met het onrecht in zijn heimat, dat de Chinese vlag met blote handen uit elkaar wordt getrokken.
Het zit geloof ik zo: Er is een bericht de wereld in gekomen dat tijdens de recente opstanden in Urumqi niet alleen 197 mensen om het leven zijn gekomen, maar ook nog 10000 mensen worden vermist. Harry van Bommel van de SP stelt nu kamervragen aan minister Verhagen. Hoe is het mogelijk dat wij in het Westen zo moeilijk een zuiver beeld kunnen krijgen van wat er werkelijk aan de hand is in Oost Turkistan. Waarom dwingt de internationale community geen onpartijdige waarneming af?
Een wrange smaak blijft achter, moeilijk weg te spoelen in de geforceerde feestvreugde van het grote China. En dan te bedenken dat ’s maands voorafgaand aan de geweldsexplosie het plan was om deze zomer in Urumqi door te brengen. Hetgeen niet doorging door turbulentie in mijn eigen leven.

Geen opmerkingen: