woensdag 25 maart 2009

Woede


Midden in de nacht schrik ik wakker uit een nachtmerrie. Ik droom over een bos waar ik wanhopig zoek naar een plek. Hier ligt iets en ik moet het vinden. Dat ben ik aan iemand schuldig. De paniek in de droom wordt vooral gevormd door het gebrek aan weten. Wat zoek ik, waar ligt het en waar ben ik? Om mij heen zie ik een wir war van boomstammen, half wit geschilderd als bakens in het nachtelijke licht. Zij begrenzen het gebied waar ik loop, maar geven weinig houvast.
Eenmaal wakker zoek ik verkoeling op het balkon van Hotel Rusca. Beneden ligt een kerkje, op een poster tracht ik de betekenis ervan af te lezen. Er staat iets op over Jules Verne, maar het blijft verder onduidelijk of het om een reconstructie gaat. Aan de overkant van het plein begint een man uit het raam te schreeuwen. Zijn woede wil ik nu niet voelen en ik keer terug naar de kamer. Misschien waren mijn blote benen voor hem aanstootgevend. Het schreeuwen houdt aan, de man wordt steeds bozer.
Een paar uur later schrik ik opnieuw van zijn geschreeuw wakker. Zijn woede is grotesk, zijn eenzaamheid moet enorm zijn. Als luisterpartner heeft hij de nacht die stilzwijgend zijn grieven aanhoort.

Geen opmerkingen: